Bonte knaagkever
De bonte knaagkever of grote klopkever (Xestobium rufovillosum) is iets groter dan de gewone houtwormkever: hij wordt 6 tot 8 millimeter lang.
Net zoals de kleine klopkever wordt ook de grote klopkever soms 'doodsklopper' genoemd: de bonte knaagkever zat namelijk vaak in de kisten die vroeger onder de kerkvloer begraven waren. De mensen dachten dat het de doden waren die klopten.
De knaagkever is bruin van kleur maar hij heeft zeer fijne, geelrode beharing op het dekschild. Vandaar ook de benaming bont.
De larven van de bonte knaagkever voeden zich vooral met eikenhout, maar je kunt ze ook vinden in andere loofhoutsoorten, echter zelden in naaldhout.
De witte larven kunnen 11 millimeter lang worden en voeden zich met de kern van het hout. Ze zitten iets dieper in het hout dan de spinthoutlarven.
Wanneer de volwassen kevers het hout verlaten, maken ze uitvlieggaten van 2 tot 3,5 mm, die eerder grillig van vorm zijn.
De vrouwtjes verkiezen vochtig hout om hun eitjes te leggen.
Het uitvliegseizoen is van april tot september.
In het algemeen gedijt de bonte knaagkever bijzonder goed in hout aangetast door schimmel, zoals in vochtige gebouwen.